Je tuin beplanten: hier moet je op letten
De juiste tuinaanplant kiezen, zetten én verzorgen, daar komt wat bij kijken. Maar als de basis goed is en je een paar dingen regelmatig doet, staat niets een kleurrijke, gezonde tuin in de weg.
Wat je in dit artikel leest:
De basisvoorwaarden
Voordat je je planten in de watten legt en in de grond stopt, moet je even checken wat voor soort tuin je hebt. Elke plant heeft namelijk andere wensen als het gaat om grond, licht en het weer. En vergeet je tuingereedschap niet, want dat speelt ook een rol bij het beplanten van je tuin.
De grond
Wat we vaak gewoon 'aarde' noemen, is eigenlijk een mix van verschillende grondsoorten. Grond verschilt in hoe het is opgebouwd, hoeveel voeding erin zit en de pH-waarde. De juiste grond is superbelangrijk voor je planten: het geeft hun wortels stevigheid en zorgt dat ze alle voedingsstoffen krijgen die ze nodig hebben.
Grofweg kunnen we drie soorten grond onderscheiden:
Zandgrond is licht en laat water makkelijk door. Het droogt snel uit en houdt voedingsstoffen niet zo goed vast. Voor planten die veel water nodig hebben of grote groeiers zijn, is dit geen topper.
Leemgrond is vaak de ideale tuingrond. Het houdt water en voeding goed vast, maar is tegelijkertijd niet té nat.
Klei grond kan nog meer water en voeding opslaan. Maar het is vaak zo dicht en zwaar dat planten snel met hun voeten in het water staan.
Nog een tip om de kwaliteit van je grond te bepalen: de pH-waarde. Die kun je makkelijk meten met een test die je in de winkel koopt. Een pH-waarde van 0 betekent een superzure grond, een hoge pH-waarde staat voor een alkalische (kalkrijke) bodem.
Zure grond bevat meestal veel humus en dus voeding. Maar er zit vaak weinig kalk in.
Alkalische grond is juist kalkrijker.
Door de pH-waarde te meten, kom je erachter of je grond extra kalk nodig heeft. Te veel kalk kan er namelijk voor zorgen dat planten geen voedingsstoffen meer opnemen. Voor de meeste planten is een pH-waarde tussen de 6 en 7 perfect.
Elke grond kun je verbeteren door de juiste dingen toe te voegen, zoals kalk, zand of compost. In de winkel vind je voor veel planten, zoals rozen of tomaten, speciale grondmixen die precies zijn afgestemd op wat die planten nodig hebben.
Tuingereedschap
Met het juiste tuingereedschap wordt het planten en verzorgen van je tuin een stuk makkelijker. Wil je grotere spullen aanschaffen, zoals een grasmaaier, heggenschaar of kettingzaag? Denk dan eerst na waar je die kunt opbergen. In een grote tuin is een tuinhuisje of schuur ideaal.
Heb je vooral borders en kleinere struiken in je tuin? Dan is een kleine basisuitrusting genoeg. Een tuinschaar, handschep, hark en gieter zijn alles wat je nodig hebt voor de basisklusjes.
Het weer
Temperatuur en vochtigheid bepalen welke planten wanneer in je tuin kunnen groeien. Vooral voor het zaaien of uitplanten van jonge plantjes is de juiste grondtemperatuur cruciaal. Veel jonge planten kunnen niet tegen vorst, hun tere wortels gaan dan meteen dood. Na de IJsheiligen, half mei, is de kans op vorst klein en kunnen de meeste plantensoorten de volle grond in.
In een kas is het vaak warmer, waardoor je eerder kunt zaaien, planten en oogsten dan in de normale tuinkalender staat.

Waar je je tuinplanten neerzet, is belangrijk! Grofweg zijn er drie plekken: zonnig, halfschaduw en schaduw. Elke plantensoort heeft een andere hoeveelheid zon nodig om lekker te groeien. Een tomaat in de schaduw? Daar komen geen dikke vruchten aan. Maar kool en sla? Die doen het prima zonder al te veel zon.
Als je je tuin aanlegt, kijk dan goed hoe de zon draait gedurende de dag. En check ook of bomen of struiken in de buurt in de toekomst meer schaduw gaan geven.
Je planten beschermen: zo doe je dat!
Om je tuinplanten te beschermen tegen ongedierte, onkruid en ziektes, kun je verschillende dingen doen. Slimme combinaties van planten, de juiste volgorde van gewassen en regelmatig de grond losmaken helpen al een hoop. Ook de manier waarop je water geeft is belangrijk: natte bladeren van bijvoorbeeld tomaten en aardbeien zijn gevoeliger voor ziektes en schimmels. Giet ze daarom nooit van bovenaf, maar altijd direct bij de wortels. Ben je te laat met voorkomen? Dan kun je direct ingrijpen door bijvoorbeeld plantbeschermingsmiddelen te gebruiken, vallen te zetten of onkruid weg te halen.
Wat je moet doen met je tuinplanten
Heb je de perfecte plekjes gecreëerd om te planten? Dan kan het echte werk beginnen! Wat je precies moet doen, hangt af van de soort plant, de tijd van het jaar en wat jij graag wilt.
Even wennen voor de kleintjes
Jonge plantjes die je binnen of in een kas hebt opgekweekt, kunnen niet zomaar de volle grond in. Zowel te veel zon als te lage temperaturen zijn een te grote schok – dat overleven ze niet. Daarom moeten ze rustig wennen aan het buitenleven.
Afharden
In plaats van je jonge tomatenplantjes meteen in de zonnige moestuin te zetten, zet je de potten eerst op een plekje in de halfschaduw, waar het niet te hard waait. Zo kunnen ze langzaam wennen. Als het 's nachts vriest, haal je de potten wel weer even naar binnen.
Stekken maar!
Sommige planten maken geen nieuwe plantjes via zaad. In plaats daarvan groeien er stekken aan de moederplant. Die kun je eraf halen en later als zelfstandige plant verder laten groeien. Om te stekken, knip je een stukje van de plant af (de stek) en zet je die in een potje met speciale stekgrond. Na ongeveer twee weken kun je de stek verpotten of in de volle grond zetten. Planten die je makkelijk kunt stekken zijn bijvoorbeeld:
- Bramen
- Komkommers
- Frambozen
- Vlierbessen
- Sla (krop- en veldsla)
- Lavendel
- Paprika's
- Rozen
- Spinazie
- Tijm
- Tomaten
Je planten voeden: zo doe je dat!
Je tuinplanten hebben trek! Na een tijdje snoepen ze alle voedingsstoffen uit de grond op. Zelfs de beste grond heeft daarom af en toe een oppepper nodig – zeker als er planten staan die veel voedsel nodig hebben. Of je nu kiest voor kunstmestkorrels of natuurlijke boosters zoals compost of mest, dat is aan jou en de honger van je planten. Kunstmest is er als een compleet menu met alle voedingsstoffen en als losse ingrediënten voor een specifiek dieet.

Water geven: zo blijven je planten fris!
Water, water, plantjes blij! Vooral in de zomer is het belangrijk om je tuin goed te bewateren. Het beste moment? Vroeg in de ochtend. Dan verdampt het water minder snel door de lagere temperatuur en voorkom je dat je planten verbranden. Of je nu met een gieter, tuinslang of een ander systeem aan de slag gaat, hangt af van hoe groot je tuin is en wat er groeit.
Water geven als je op vakantie bent
Geen buren die je tuin water kunnen geven als je weg bent? Een automatisch bewateringssysteem is dan ideaal. Je koppelt een watercomputer of een timer aan sproeiers of druppelslangen, en de boel wordt vanzelf bewaterd op de afgesproken tijd. Lekker makkelijk!
Verspenen
Heb je zaailingen binnen of in de kas opgekweekt voordat ze de tuin in gaan? Dan moeten ze verspeend worden. Dat betekent dat je de kleine plantjes voorzichtig uit elkaar haalt en ze in aparte potjes zet. Zo krijgen ze meer ruimte om zich te ontwikkelen en worden ze sterk genoeg om later in de volle grond te groeien. Een verspeenpen of -vork is hierbij handig.
Snoeien doet groeien
Bomen, heggen en struiken moet je regelmatig snoeien. Zo blijven ze mooi in vorm, gezond en – bij fruitbomen en -struiken – leveren ze een goede oogst op. Wanneer je welke plant het beste kunt snoeien, vind je in een snoeikalender. Appelbomen snoei je bijvoorbeeld in de winter, terwijl het voorjaar perfect is voor rozen.
Planten en zaaien: timing is alles!
Of je nu jonge plantjes uitplant of zaadjes zaait, de timing is cruciaal. Doe je het te vroeg, dan kunnen de jonge scheuten doodgaan door de vorst of een gebrek aan zonlicht. Ben je te laat? Dan hebben de planten niet genoeg tijd om zich goed te ontwikkelen, met als gevolg kleine bloemen en een slechte of geen oogst. Een plantkalender helpt je om het juiste moment te bepalen om te zaaien en te planten.

Stevig staan: zo geef je je planten steun!
Sommige planten hebben een beetje hulp nodig om overeind te blijven. Denk aan planten met dunne stengels of die heel hoog worden, zoals tomaten, frambozen of hortensia's. Anders knakken of breken ze onder hun eigen gewicht. Je zet gewoon een steun in de grond en bindt de jonge plant er voorzichtig aan vast met touw of band. Let op: het mag de groei niet tegenhouden en niet in de stengel snijden! Je kunt kant-en-klare steunen kopen, maar je kunt ook zelf iets maken van hout, metaal of plastic.
De winter door, verpotten, veredelen, kweken en bollen planten: zo doe je dat!
Overwinteren
Wil je dat je planten de koude maanden overleven en volgend seizoen weer stralen? Dan moeten ze goed de winter door. Exotische planten die uit warme streken komen, moeten echt naar binnen, want die overleven de lage temperaturen niet. Denk aan citroenbomen en oleanders. Andere planten zijn wat sterker. Rozen kun je bijvoorbeeld in doeken van linnen of jute inpakken. Een rhododendron redt zich zelfs zonder jas de winter door. Knolgewassen zoals dahlia's en amaryllis kun je het beste uit de grond halen en de knollen koel en droog bewaren.
Verpotten
Planten in potten en bakken moeten af en toe verhuizen naar een groter huis, zodat ze verder kunnen groeien. Is de pot te klein of zit er geen voeding meer in de grond? Dan is het tijd om te verpotten. De nieuwe pot mag zo'n 2 tot 5 centimeter groter zijn dan de oude. Hoe vaak je moet verpotten, hangt af van de plantensoort en hoe hard 'ie groeit. Maar vaker dan één keer per jaar is bij geen enkele plant nodig.
Veredelen
Met veredelen combineer je de goede eigenschappen van twee planten. Je maakt een soort mix van twee dezelfde soorten (bijvoorbeeld een appelboom met een andere appelboom) of twee verwante soorten (zoals een appelboom en een perenboom). Je maakt er geen compleet nieuwe soort mee. Vooral fruitbomen, tomaten en rozen zijn geschikt om te veredelen. Je zet een tak of knop van de ene plant vast op de stam of tak van de andere. Zo kun je bijvoorbeeld een kersenboom met zwakke wortels sterker maken door 'm te veredelen met een kersenboom met sterke wortels. Slim hè?
Kweken
Kweken is anders dan veredelen. Hierbij kies je bewust twee planten uit (de ouders) en kruis je ze met elkaar om een verbeterde versie te krijgen (de kinderen). Die nieuwe versie ga je dan weer vermeerderen. De makkelijkste manier is selectiekweek. Je kiest gewoon de planten met de beste eigenschappen uit en laat die zich op natuurlijke wijze voortplanten. De planten met minder fijne eigenschappen haal je weg.
Bollen in de grond
Veel populaire bloemen zaai je niet, maar plant je als bollen in de tuin. Wanneer je de bollen de grond in moet stoppen, hangt af van de soort bloem. Bollen die tegen de winter kunnen en in het voorjaar bloeien, plant je in de herfst. Soorten die gevoelig zijn voor kou, kun je beter in het voorjaar planten. Winterharde soorten zijn bijvoorbeeld krokussen, tulpen en narcissen. Met begonia's, dahlia's en gladiolen kun je beter wachten tot eind maart.